Uitspraak rechtbank Dordrecht over nareiszaak Somalie (kindergehoren)

LJN: BY7512, Rechtbank 's-Gravenhage , 12/17113
Datum uitspraak: 21-12-2012
Datum publicatie: 28-12-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: mvv / nareis asiel / horen op de ambassade / zorgvuldigheid / Wbtv / deskundigheid hoormedewerker / deskundigheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit tolk / tegenstrijdige verklaringen / DNA-onderzoek / 8 EVRM / Gezinsherenigingsrichtlijn / beroep ongegrond


2.4.2. Mede bezien in het licht van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat het aan eisers is om aannemelijk te maken dat zij voldoen aan de voorwaarden voor afgifte van een mvv in het kader van nareis asiel, waaronder de voorwaarde dat zij tot aan het vertrek van referent uit Somalië feitelijk tot zijn gezin hebben behoord. Gelet op het ontbreken van documenten of ander objectief verifieerbaar bewijs zullen eisers door het afleggen van voldoende consistente en gedetailleerde verklaringen aannemelijk moeten maken dat aan deze voorwaarde wordt voldaan.

2.4.3. De beroepsgrond dat verweerder het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid door dit besluit mede te baseren op (de verslagen van) de gehoren met eiseres, [naam 2] en [naam 3], faalt. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
2.4.3.1. De rechtbank volgt eisers niet in hun standpunt dat artikel 28, eerste lid, van de Wbtv van toepassing is op het horen van eisers op de ambassade. Eisers betwisten niet dat zij zijn gehoord onder verantwoordelijkheid van het hoofd van de diplomatieke post en daarmee onder de eindverantwoordelijkheid van verweerder. Verweerder en (medewerkers van) Nederlandse ambassades in het buitenland komen niet voor op de lijst van instanties die verplicht zijn bij het horen van vreemdelingen gebruik te maken van een beëdigde tolk. Dat eisers zijn gehoord door een medewerker van de IND en dat "de IND" bepaalt wie wordt gehoord en welke vragen worden gesteld, laat onverlet dat de interviewer ten tijde van het horen was gedetacheerd bij de ambassade en daarmee werkzaam onder verantwoordelijkheid van het hoofd van de ambassade en niet onder verantwoordelijkheid van de IND. Het beroep van eisers op artikel 28 van de Wbtv faalt derhalve.

Ook overigens ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder geen gebruik had mogen maken van de diensten van de desbetreffende tolk. Met de overgelegde verklaring van de tolk, waarover eisers geen opmerkingen hebben gemaakt, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de tolk over voldoende werkervaring beschikt om te worden ingezet bij het horen van vreemdelingen op de ambassade. De tolk heeft verklaard dat het Somalisch zijn moedertaal is. Eisers hebben hun stelling dat de tolk het Somalisch dat zij spreken onvoldoende beheerst niet onderbouwd met enig concreet argument. Deze stelling vindt geen steun in de verslagen van de gehoren, waaruit blijkt dat eiseres, [naam 2] en [naam 3] hebben verklaard dat zij de tolk goed begrijpen en verstaan.

Dat sprake is van een contractuele relatie tussen de tolk en de ambassade, betekent niet dat de tolk zijn werk niet met de vereiste onafhankelijkheid en onpartijdigheid heeft verricht. Voor iedere tolk geldt dat hij of zij voor inkomen afhankelijk is van werk.

Uit de verklaring van de tolk blijkt dat hij bij de Internationale Organisatie voor Migratie heeft gewerkt, door deze organisatie is aanbevolen bij verweerder en werkzaamheden verricht of heeft verricht voor in totaal vier ambassades in Addis Abeba. Gelet hierop en nu eisers geen enkel concreet argument hebben genoemd voor hun gestelde twijfel aan de integriteit van de tolk, mocht verweerder uitgaan van de integriteit van de tolk.

2.4.3.2. De rechtbank volgt eisers evenmin in hun standpunt dat de hoormedewerker niet over de vereiste deskundigheid beschikt om hen te horen. Naar verweerders gemachtigde ter zitting van 28 november 2012 heeft toegelicht, volgen hoormedewerkers van de IND een opleiding die mede bestaat uit cursussen en interne begeleiding. Voorts wijst verweerder er terecht op dat de gehoren met de kinderen betrekkelijk kort hebben geduurd (bij [naam 2] veertig minuten met een pauze van tien minuten en bij [naam 3] twintig minuten zonder pauze) en dat aan de kinderen basale vragen zijn gesteld over hun leefsituatie. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de kinderen ingrijpende gebeurtenissen hebben meegemaakt die de inzet van een gespecialiseerde hoormedewerker noodzakelijk maken. Gelet hierop behoeft de vraag of de hoormedewerker beschikt over specifieke deskundigheid in het horen van minderjarigen geen beantwoording.

2.4.3.3. Evenals de Afdeling in voormelde uitspraak van 10 oktober 2012 is de rechtbank van oordeel dat geen rechtsregel verweerder ertoe verplicht eisers in de gelegenheid te stellen correcties en aanvullingen op de verslagen van de gehoren in te dienen. Verweerder wijst er terecht op dat eisers in bezwaar alles over de verslagen hebben kunnen aanvoeren wat zij van belang achten. Dat eisers door deze gang van zaken in hun belangen zijn geschaad, hebben zij niet aannemelijk gemaakt.
2.4.4. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij tot aan het vertrek van referent uit Somalië feitelijk tot zijn gezin hebben behoord. Hiertoe heeft verweerder redengevend kunnen achten dat eisers en referent tegenstrijdig hebben verklaard over onderwerpen waarover mensen die in gezinsverband samenleven redelijkerwijs eensluidend moeten kunnen verklaren.

(grote tegestrijdigheden 1,2,3)

Hiermee heeft verweerder voldoende steekhoudende argumenten aangedragen voor zijn conclusie dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij tot aan het vertrek van referent uit Somalië feitelijk tot zijn gezin hebben gehoord. De andere argumenten van verweerder voor deze conclusie en de reactie van eisers op die argumenten behoeven dan ook geen bespreking. Dat eisers over verschillende andere zaken wel eensluidend hebben verklaard, neemt voormelde tegenstrijdigheden niet weg en doet niet af aan de juistheid van verweerders conclusie.

2.4.5. De algemene veiligheidssituatie in Mogadishu is niet relevant voor het antwoord op de vraag of eisers aanspraak kunnen maken op een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e en f, van de Vw 2000. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege de algemene veiligheidssituatie in Mogadishu of gebeurtenissen in hun persoonlijke leven niet in staat waren de gestelde vragen over hun gezinssituatie te beantwoorden.

2.4.6. Het betoog van eisers bevat geen aanknopingspunten voor de conclusie dat het ter zake gevoerde beleid kennelijk onredelijk is, dat verweerder bij de uitvoering van dit beleid willekeurig te werk gaat (en dat eisers een mvv was verleend als hij dat niet zou doen) of dat verweerder wegens bijzondere omstandigheden van zijn beleid had moeten afwijken.

De rechtbank dient het bestreden besluit te toetsen aan het recht dat destijds gold. Dat het ter zake gevoerde beleid na het bestreden besluit is gewijzigd, kan dan ook, anders dan eisers wensen, niet worden betrokken bij de beoordeling van het beroep. Gelet hierop stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat hij niet gehouden was eisers en referent een DNA-onderzoek aan te bieden. Voorts kan met dergelijk onderzoek niet aannemelijk worden gemaakt dat eisers, ondanks hetgeen onder 2.4.4. is overwogen, tot aan het vertrek van referent uit Somalië feitelijk tot zijn gezin hebben behoord.

2.4.7. In haar uitspraak van 19 oktober 2010 (LJN BO1555) heeft de Afdeling overwogen dat artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 in de wet is opgenomen om, naast de voorschriften strekkende tot verlening van een verblijfsvergunning regulier, ook in het kader van de verlening van een verblijfsvergunning asiel een regeling te treffen ter bescherming van het in artikel 8 van het EVRM gewaarborgde recht op respect voor het familie- en gezinsleven. De strikte scheiding tussen asiel en regulier die uit de systematiek van de Vw 2000 volgt, leidt er naar het oordeel van de Afdeling toe dat de beoordeling van aanspraken op toelating die aan artikel 8 van het EVRM worden ontleend, behoudens in het kader van de vraag of een vergunning als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e en f, van de Vw 2000 moet worden verleend, dient plaats te vinden in de procedure over de verlening van een verblijfsvergunning regulier. De rechtbank volgt dit oordeel. Gelet hierop kan het beroep van eisers op artikel 8 van het EVRM in de onderhavige procedure niet slagen.

2.4.8. Het beroep van eisers op de Gezinsherenigingsrichtlijn faalt eveneens. Uit deze richtlijn volgt niet dat de lidstaten verplicht zijn in een situatie als de onderhavige over te gaan tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

2.4.9. Het beroep is derhalve ongegrond.

Lees vooral de HELE uitspraak hier: http://www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=BY7512


Law Blogs
Law blog
Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.



Bookmark and Share

Reacties

Populaire posts van deze blog

𝗪𝗼𝗲𝗻𝘀𝗱𝗮𝗴 𝟭𝟳 𝗷𝗮𝗻𝘂𝗮𝗿𝗶 𝘂𝗶𝘁𝘀𝗽𝗿𝗮𝗮𝗸 𝗼𝘃𝗲𝗿 𝘁𝗶𝗷𝗱𝗲𝗹𝗶𝗷𝗸𝗲 𝗯𝗲𝘀𝗰𝗵𝗲𝗿𝗺𝗶𝗻𝗴 𝘃𝗮𝗻 ‘𝗱𝗲𝗿𝗱𝗲𝗹𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿𝘀’

Stichting LOS schreef boek "Post Deportation Risk" over de mensenrechten situatie na terugkeer

VACATURE: Programma manager bij Forum voor Programma Immigratie & Burgerschap (Migratierecht)

Oude (groot)ouder naar Nederland willen halen kan soms

Immigratiedienst: Minder vaak voordeel van twijfel voor asielzoeker

VACATURE Hoor- en Beslismedewerker IND

Met je buitenlandse partner naar Nederland: 20 tips (artikel van Gart Adang op zijn verzoek geplaatst)

Jurisprudentie van deze week zoals besproken in het advocatenoverleg van 18 januari 2024

UItspraak: Artikel 8 EVRM bij volwassen gezinsleden (moeder bij dochter)

Boek geeft gezicht aan vluchtelingenproblematiek - hoe een Koerdische Irakees kapper in Leiden werd