Prejudiciele vragen rechten afhankelijke familieleden

Prejudiciele vragen rechten afhankelijke familieleden Upper Tribunal Deel1 http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2011:145:0009:0009:NL:PDF
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London (Verenigd Koninkrijk) op 22 februari 2011 — Secretary of State for the Home Department/Muhammad Sazzadur Rahman, Fazly Rabby Islam, Mohibullah Rahman
(Zaak C-83/11)
(2011/C 145/12)
Procestaal: Engels
Verwijzende rechter
Upper Tribunal (Immigration and Asylum Chamber) London
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Secretary of State for the Home Department
Verwerende partijen: Muhammad Sazzadur Rahman, Fazly Rabby Islam, Mohibullah Rahman

Prejudiciële vragen
1) Vereist artikel 3, lid 2, van richtlijn 2004/38/EG ( 1 ) dat een lidstaat een wettelijke regeling vaststelt om de binnenkomst en/of het verblijf in een lidstaat te vergemakkelijken voor een groep andere familieleden die geen burger zijn van de Europese Unie en kunnen voldoen aan de vereisten van artikel 10, lid 2?
2) Kan een dergelijk ander familielid in de zin van de eerste vraag zich beroepen op rechtstreekse toepasbaarheid van artikel 3, lid 2, van richtlijn 2004/38/EG ingeval hij niet kan voldoen aan de door nationale wetsbepalingen gestelde vereisten?
3) Is de groep andere familieleden in de zin van artikel 3, lid 2, en artikel 10, lid 2, van richtlijn 2004/38/EG beperkt tot diegenen die in hetzelfde land als de burger van de Unie en zijn of haar echtgenoot hebben verbleven voordat de burger van de Unie naar het gastland kwam?
4) Wanneer het andere familielid om het gastland binnen te komen zich erop beroept dat hij ten laste is in de zin van artikel 3, lid 2, van richtlijn 2004/38/EG, moet hij dan ten laste zijn geweest kort voordat de burger van de Unie naar het gastland kwam?
5) Kan een lidstaat bijzondere voorwaarden stellen inzake de aard en de duur van het ten laste zijn in de zin van artikel 3, lid 2, van richtlijn 2004/38/EG van een dergelijk ander familielid om te voorkomen dat dit ten laste zijn wordt voorgewend of nutteloos is voor toelating of verder verblijf op zijn grondgebied van iemand die zijn nationaliteit niet bezit?
6) Moet het andere familielid dat zich voor toelating tot de lidstaat erop beroept dat hij ten laste is, verder voor een bepaalde of onbepaalde tijd in het gastland ten laste blijven voor de verkrijging of vernieuwing van een verblijfskaart krachtens artikel 10 van richtlijn 2004/38/EG en, zo ja, hoe moet hij aantonen dat hij ten laste is?


Ingestuurd door Ton


Law Blogs
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Stichting LOS schreef boek "Post Deportation Risk" over de mensenrechten situatie na terugkeer

𝗪𝗼𝗲𝗻𝘀𝗱𝗮𝗴 𝟭𝟳 𝗷𝗮𝗻𝘂𝗮𝗿𝗶 𝘂𝗶𝘁𝘀𝗽𝗿𝗮𝗮𝗸 𝗼𝘃𝗲𝗿 𝘁𝗶𝗷𝗱𝗲𝗹𝗶𝗷𝗸𝗲 𝗯𝗲𝘀𝗰𝗵𝗲𝗿𝗺𝗶𝗻𝗴 𝘃𝗮𝗻 ‘𝗱𝗲𝗿𝗱𝗲𝗹𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿𝘀’

VACATURE: Programma manager bij Forum voor Programma Immigratie & Burgerschap (Migratierecht)

Oude (groot)ouder naar Nederland willen halen kan soms

Immigratiedienst: Minder vaak voordeel van twijfel voor asielzoeker

Jurisprudentie van deze week zoals besproken in het advocatenoverleg van 18 januari 2024

VACATURE: Operationeel Manager Juridische Zaken IND Den Haag

VACATURE Hoor- en Beslismedewerker IND

UItspraak: Artikel 8 EVRM bij volwassen gezinsleden (moeder bij dochter)

Wat is het verschil tussen lawyer en advocaat?