Behandelmogelijkheden tegen AIDS en HIV in Ghana (uitspraak)

LJN: BK9814, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Haarlem , AWB 09/6941 & 09/6942 Print uitspraak


Datum uitspraak: 28-12-2009
Datum publicatie: 19-01-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Ghana, hiv, behandelpercentages, BMA. In navolging van de uitspraak van de meervoudige kamer van 24 september 2009 van deze rechtbank en nevenzittingsplaats (AWB 08/32178), is de rechtbank ook thans van oordeel dat verweerder, met de verwijzing naar de in de onderhavige zaak uitgebrachte BMA-adviezen, niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de cijfers van UNAIDS over behandelpercentages in Ghana niet meer bij de beoordeling zijn betrokken. De ter zake aangevoerde beroepsgrond treft derhalve doel. Beroep gegrond.




Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht

Nevenzittingsplaats Haarlem

zaaknummer: AWB 09 / 06941 (beroep)
AWB 09 / 06942 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 28 december 2009

in de zaak van:

[eiseres],
geboren op [geboortedatum], van Ghanese nationaliteit,
eiseres/verzoekster,
verder te noemen eiseres,
gemachtigde: mr. J. Jager, advocaat te Amsterdam,

tegen:

de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.H. Noorderloos, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.

1. Procesverloop
1.1 Eiseres heeft op 7 februari 2007 een aanvraag ingediend om verlenging van de geldigheidsduur van de aan haar verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘verblijf vanwege medische noodsituatie’. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 23 oktober 2007 afgewezen. Eiseres heeft hiertegen op
30 oktober 2007 bezwaar gemaakt.
1.2 Eiseres heeft op 14 februari 2008 wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft vervolgens het bezwaar bij besluit van 3 maart 2008 ongegrond verklaard. Eiseres heeft de rechtbank meegedeeld dat het beroep zich tevens richt tegen dit besluit. Eiseres heeft op 5 maart 2008 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt een uitzetverbod. Bij brief van 9 mei 2008 heeft verweerder het besluit van 3 maart 2008 ingetrokken.
1.3 Bij uitspraak van 3 juli 2008 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard en bepaald dat verweerder binnen zes weken na de datum van verzending van de uitspraak op het bezwaar dient te beslissen (AWB 08/5638). Bij uitspraak van
19 augustus 2008 heeft de voorzieningenrechter van dezelfde nevenzittingsplaats verweerder veroordeeld in de proceskosten (AWB 08/8034).
1.4 Eiseres heeft tegen het opnieuw niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift op
21 oktober 2008 beroep ingesteld. Bij uitspraak van 17 november 2008 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, het beroep gegrond verklaard en bepaald dat verweerder binnen vier weken na de datum van verzending van de uitspraak op het bezwaar dient te beslissen (AWB 08/37713).
1.5 Verweerder heeft het bezwaar van eiseres bij besluit van 27 februari 2009 ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres op 2 maart 2009 beroep ingesteld. Tevens heeft eiseres verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt haar uitzetting te verbieden.
1.6 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.7 De openbare behandeling van de geschillen heeft plaatsgevonden op 16 november 2009. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 Op grond van artikel 14, eerste lid, onder b, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is verweerder bevoegd de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen. Regels over de toepassing hiervan zijn neergelegd in het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.3 Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder f, Vw kan de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden afgewezen indien niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verbonden. Volgens het tweede lid van artikel 18 Vw kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de toepassing van de gronden van het eerste lid.
2.4 Op grond van artikel 3.46, eerste lid, Vb kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verband houdend met het ondergaan van medische behandeling, worden verleend indien Nederland naar het oordeel van de Minister het meest aangewezen land is voor het ondergaan van een noodzakelijke medische behandeling en de financiering van die medische behandeling naar het oordeel van de Minister deugdelijk is geregeld. Het toepasselijke beleid is neergelegd in hoofdstuk B8/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
2.5 In hoofdstuk B8/3.1 Vc is bepaald dat onder een medische noodsituatie wordt verstaan die situatie waarbij betrokkene lijdt aan een stoornis, waarvan op basis van de huidig medisch- wetenschappelijke inzichten vast staat dat het achterwege blijven van behandeling op korte termijn zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade. Onder korte termijn wordt verstaan binnen een termijn van drie maanden.
2.6 In hoofdstuk B8/3.2 Vc heeft verweerder beleidsregels neergelegd over de toepassing van deze bepaling. Hierin is opgenomen dat betrokkene om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning in verband met de medische noodsituatie, zich in Nederland dient te bevinden en dient sprake te zijn van de situatie dat:
– stopzetting van de medische behandeling een medische noodsituatie zal doen ontstaan; en
– de medische behandeling van de betreffende medische klachten niet kan plaatsvinden in het land van herkomst of een ander land waarheen betrokkene zich kan doen verwijderen; en
– de medische behandeling ter voorkoming van het ontstaan van deze noodsituatie naar verwachting langer dan één jaar zal duren.
2.7 Aan eiseres is bij beschikking van 28 augustus 2006 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘verblijf vanwege medische noodsituatie’ verleend, geldig van 23 maart 2005 tot 23 maart 2007. Deze vergunning is verleend onder verwijzing naar het advies van het Bureau Medisch Advisering (BMA) van 21 februari 2006. Op 7 februari 2007 heeft eiseres om verlenging van haar verblijfsvergunning gevraagd. Vervolgens zijn op 10 oktober 2007, 16 januari 2008, 6 oktober 2008, 5 december 2008 en 16 december 2008 (aanvullende) adviezen van het BMA uitgebracht. Eiseres lijdt aan een HIV infectie en een schildklieraandoening.
2.8 Verweerder heeft zich – samengevat – op het volgende standpunt gesteld. Eiseres voldoet niet (meer) aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning zoals door haar gevraagd, omdat medische behandeling voor eiseres mogelijk is in het land van herkomst. De door eiseres gebruikte medicatie is beschikbaar in Ghana en de voor eiseres noodzakelijke behandeling is in medisch technische zin beschikbaar. Gesteld wordt dat de behandelpercentages, zoals die blijken uit de cijfers van UNAIDS, geen rol hebben gespeeld en spelen bij de beoordeling of de medisch noodzakelijke behandeling in medisch technische zin beschikbaar is. Omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid tot de medische zorg betreffen worden conform het beleid niet betrokken bij de beoordeling van de aanvraag. Dit is bestendige bestuurspraktijk. Dragend is of de behandeling en medicatie in het land van herkomst beschikbaar is.
Er is volgens verweerder voorts geen sprake van schending van artikel 3 EVRM nu uit de BMA-adviezen is gebleken dat behandeling mogelijk is in het land van herkomst ter voorkoming van een medische noodsituatie en is gebleken dat geen medische noodsituatie zal ontstaan bij het staken van de behandeling, terwijl evenmin is gebleken dat eiseres zich in een vergevorderd direct levensbedreigend stadium van een ongeneeslijke ziekte bevindt.
2.9 Eiseres heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. Zij vindt dat haar aanvraag om verlenging van haar verblijfsvergunning ten onrechte is afgewezen. Voorheen waren BMA-adviezen op twee pijlers gestoeld; de mogelijkheid van behandeling én het percentage patiënten dat werd behandeld. Eiseres heeft in dit verband onder meer gewezen op de uitspraken van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 26 juni 2007 (AWB 07/13871 en AWB 07/13872), van 24 juli 2008 (AWB 08/02445 en AWB 08/02453) en van 18 april 2008 (AWB 07/37044 en AWB 07/37045). In deze zaken heeft de rechtbank vastgesteld dat in de BMA-adviezen de tweede pijler ontbreekt en dat verweerder daarover in de bestreden beschikking rekenschap had moeten afleggen. De rechtbank heeft van verweerder verlangd dat wordt gemotiveerd waarom het behandelpercentage nu niet meer van belang wordt geacht en voorheen wel. Verweerder heeft tegen eerdergenoemde uitspraken geen hoger beroep ingesteld. In de bestreden beschikking zou dus gemotiveerd moeten zijn waarom het behandelpercentage in het verleden wel een rol speelde en thans niet meer. Verweerder kan nu niet meer zeggen dat het behandelpercentage in het verleden nooit een rol heeft gespeeld. Immers, dan had verweerder hoger beroep moeten instellen tegen genoemde uitspraken. Verweerder heeft de bestreden beschikking dan ook onvoldoende gemotiveerd. Het behandelpercentage is volgens eiseres wel degelijk van belang voor de beschikbaarheid van de behandeling. Nu er onvoldoende medicatie is in Ghana is medische behandeling niet beschikbaar. De benodigde controle van de viral load en het uitvoeren van resistentietesten zijn in Ghana slechts zeer beperkt verkrijgbaar. Verweerder heeft zich er niet van vergewist of deze voor eiseres noodzakelijke behandelingen voor eiseres beschikbaar zijn en of haar behandeling wel kan worden voortgezet. Omdat voortzetting van de behandeling niet is gegarandeerd, bestaat de kans dat een medische noodsituatie op korte termijn zal intreden. Gedwongen uitzetting vindt bovendien -op verzoek van Ghanese deskundigen- niet plaats omdat geen zekerheid bestaat dat behandeling van hiv-patiënten kan worden voortgezet. Uitzetting vindt alleen plaats op vrijwillige basis. Verweerder accepteert daarmee het voortgezet verblijf in Nederland. Tenslotte doet eiseres een beroep op artikel 3 EVRM. Eiseres heeft ter zitting nog verwezen naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 24 september 2009 (AWB 08/32178).

De rechtbank overweegt als volgt.
2.10 Ten behoeve van de onderhavige aanvraag zijn meerdere BMA-adviezen uitgebracht. In het advies van 6 oktober 2008 is het volgende opgenomen.
‘Betrokkene is hiv-geïnfecteerd. (…) Daarnaast is betrokkene bekend met een schildklieraandoening met als gevolg onder andere aantasting van de hartspier en sterk gewichtsverlies. (…)
Betrokkene staat onder behandeling en controle bij een internist. Voor de hiv-infectie wordt zij behandeld met anti-retrovirale medicatie te weten Cobivir en Kaletra. Vanwege de schildklieraandoening krijgt zij medicatie: Strumazol en Thyrax. Deze behandeling duurt in principe 1 jaar en zal mogelijk nog vervolgd moeten worden door behandeling met radioactief jodium. (…) De behandeling van de hiv-infectie is levenslang benodigd. De behandeling van de schildklieraandoening is mogelijk tijdelijk. (…)
De behandeling van de hiv-infectie (…), maar ook het staken van de behandeling van de schildklieraandoening kan resulteren in een medische noodsituatie op korte termijn. (…)
Zowel voor de hiv-infectie als voor de schildklieraandoening zijn behandelmogelijkheden in Ghana. (…)
De voorgeschreven anti-retrovirale medicatie is in Ghana verkrijgbaar evenals behandeling en controle door een internist. De bepaling van de zogenaamde viralload is wel mogelijk maar alleen in het Neguchi Memorial Hospital en het Korle-Bu Teaching Hospital. Ook de voorgeschreven medicatie voor de schildklieraandoening is beschikbaar in Ghana en indien benodigd ook behandeling met radioactief jodium. (…) Bovenstaande betreft de beschikbaarheid van behandeling in algemene zin.’
2.11 Tijdens de hoorzitting voor de ambtelijke commissie op 13 november 2008 heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dr. P.H.P. Groeneveld, internist, van Isala Klinieken te Zwolle te hebben verzocht om een reactie op het BMA-advies ten aanzien van de medische problematiek en behandeling. Bij brief van 19 november 2008 heeft de internist gereageerd. Hij betwist het BMA-advies niet, maar geeft aan dat zijn grootste zorg uitgaat naar de behandelmogelijkheden in Ghana. Het probleem is volgens de internist dat op enkele plaatsen in het land mogelijkheden zijn voor verstrekking van de medicatie dan wel voor de viral load bepaling, maar voor een gemiddelde Ghanees is dit meestal niet toegankelijk. Er kan absoluut geen garantie gegeven worden dat in het land van herkomst de zorg die noodzakelijk is voor een adequate behandeling van beide ziektes ook daadwerkelijk kan worden gegeven aan eiseres. Tevens heeft gemachtigde van eiseres in bezwaar gewezen op cijfers van UNAIDS, waaruit volgens hem blijkt dat slechts een klein percentage van de aidspatiënten in Ghana die behandeling nodig hebben daadwerkelijk behandeld worden. Dit heeft niet te maken met toegankelijkheidsfactoren als genoemd in de Vc, maar met de omstandigheid dat de medische voorzieningen niet voor 100% van de patiënten beschikbaar zijn, maar voor slechts 7% of minder. De informatie van UNAIDS werd voorheen betrokken bij de adviezen van het BMA en verweerder wordt dan ook verzocht aan het BMA voor te leggen waarom dat in deze zaak niet is gebeurd.
2.12 Op 5 december 2008 heeft het BMA desgevraagd een aanvullend advies opgesteld. Hierin wordt gereageerd op de door eiseres aangehaalde UNAIDS cijfers. Het BMA geeft aan dat uit verschillende informatie van International SOS die ten tijde van het uitbrengen van het eerdere advies in 2006 bekend was bleek dat – naast een slechte algemene situatie zoals door de UNAIDS die schetste – ook de behandelmogelijkheden qua medisch technische beschikbaarheid niet als voldoende beoordeeld konden worden, ook niet in de relevante ziekenhuizen te Accra. Deze negatieve conclusie stond volgens het BMA los van de cijfers van de UNAIDS. Het BMA geeft aan dat in de adviezen van 2007 en 2008 op basis van de dan beschikbare bronnen de relevante behandeling en medicatie in medisch-technische zin aanwezig dan wel beschikbaar is en dat deze conclusie ook weer los staat van de UNAIDS cijfers.
2.13 Op 16 december 2008 heeft het BMA opnieuw advies uitgebracht. Hierin staat het volgende:
‘(…) Uit een bericht van de vertrouwensarts d.d. 19-11-2008 (GH-1229-2008) blijkt dat zowel bepaling van de CD-4, de viral load als resistentiebepalingen mogelijk zijn in Ghana. (…)
Ik kan mij volledig vinden in de verklaring van collega Groeneveld alhoewel volgens door mij verkregen informatie van de vertrouwensarts nu dus wel resistentiebepalingen in Ghana mogelijk zijn. Het gaat er echter uiteraard uiteindelijk om of betrokkene ook daadwerkelijk behandeld zal worden en de benodigde controles zal kunnen krijgen in Ghana. Ik kan dit niet nader beoordelen zoals ook al in mijn advies aangegeven. Ik kan alleen nagaan of er in algemene zin behandelmogelijkheden in Ghana beschikbaar zijn.
In mijn advies is aangegeven dat de medicatie gecontinueerd moet worden. Uit mijn advies blijkt ook het belang van continueren van de medicatie Indien hiervoor garanties moeten worden gevraagd in het advies, zoals de gemachtigde stelt, betekent dit mijns inziens impliciet dat ik mij als medisch adviseur uitlaat over de toegankelijkheidscriteria.(…) Indien een beoordeling van de toegankelijkheidscriteria is gewenst dan zal dit mijns inziens niet, en in ieder geval niet alleen, aan een medisch adviseur gevraagd moeten worden. Hierbij spelen namelijk ook niet-medische factoren een rol.’
2.14 Uit het BMA advies van 21 februari 2006, dat ten grondslag is gelegd aan de eerdere vergunningverlening aan eiseres, blijkt dat het BMA onder vraag 3a heeft aangegeven: ‘(…)Op beperkte schaal zijn er in Accra via een aantal private instellingen verschillende antiretrovirale middelen beschikbaar. Echter ook binnen deze beperkte beschikbaarheid bij deze private instellingen in Accra is een continue toevoer van de medicatie en de termijnen die hiermee gemoeid zijn, sterk wisselend in de tijd. Mede op basis van het feit, dat uit algemene informatie van de UNAIDS blijkt, dat van de volwassenen in Ghana met een vergevorderde hiv-infectie, die antiretrovirale therapie nodig hebben, slechts 1,8% deze therapie ook daadwerkelijk ontvangt en 98,2 % niet, concludeer ik dat de beschikbaarheid van de behandeling voor betrokkene onvoldoende gegarandeerd is.’
2.15 Naar het oordeel van de rechtbank kan deze passage in het BMA-advies niet anders gelezen worden dan dat het BMA de behandelpercentages betrokken heeft bij de beoordeling van de eerdere aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning op medische gronden en dat derhalve de behandelpercentages bij de eerdere vergunningverlening van belang zijn geacht voor de medisch-technische beschikbaarheid van de voor eiseres noodzakelijke medische zorg.
Thans stelt het BMA zich blijkens het advies van 16 december 2008 op het standpunt dat het betrekken van de behandelpercentages bij de beoordeling de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg betreft en niet de medisch-technische beschikbaarheid ervan. Dat verklaart niet waarom deze percentages eerder wel bij de beoordeling zijn betrokken en kennelijk niet als een kwestie van feitelijke toegankelijkheid zijn aangemerkt.
2.16 De rechtbank heeft in eerdergenoemde uitspraak van 24 september 2009 van deze rechtbank en nevenzittingsplaats, naar welke uitspraak eiseres ten behoeve van de beoordeling van onderhavige zaak heeft verwezen, geconstateerd dat ook in andere zaken is gebleken dat het BMA zich voorheen heeft gebaseerd op cijfers van UNAIDS en daaraan de conclusie heeft verbonden dat behandeling van de betreffende vreemdelingen onvoldoende was gegarandeerd. De rechtbank oordeelde voorts in de uitspraak van 24 september 2009:

“Dit duidt er onmiskenbaar op, en anders dan door verweerder betoogd, dat de cijfers van UNAIDS over het aantal aidspatiënten dat behandeld wordt in Ghana betrokken zijn geweest bij de beoordeling of de behandeling in medisch-technische zin in Ghana beschikbaar is. De stelling van verweerder dat die cijfers slechts zien op de feitelijke toegankelijkheid van de behandeling voor aidspatiënten in Ghana, wordt weersproken door de door eiser overgelegde emailberichten van 27 februari 2007 en 22 februari 2007 van mr. R.A.M. Brands, werkzaam bij SOA/AIDS Nederland respectievelijk van T. de Goei van 22 februari 2007, werkzaam als Hiv/Aids consulent. In zijn email verklaart voornoemde Brands dat de cijfers van UNAIDS betekenen dat slechts voor 4% van de mensen die behandeling nodig hebben die behandeling en de medicatie beschikbaar is. In haar email geeft voornoemde de Goei aan dat de cijfers van UNAIDS inderdaad de aantallen mensen betreffen die daadwerkelijk beschikking hebben over de behandeling. Dit betekent dat niet voor meer mensen behandeling verkrijgbaar is, onder meer wegens gebrek aan medicatie, geschoold medisch personeel en gespecialiseerde laboratoria. Verweerder heeft de inhoud van deze emailberichten niet weerlegd.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat in de hierboven onder 2.16 genoemde BMA-adviezen onvoldoende gemotiveerd is waarom de cijfers van UNAIDS thans niet bij de beoordeling zijn betrokken. Verweerder heeft die adviezen dan ook niet aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen.”
2.17 In navolging van deze uitspraak van de meervoudige kamer van 24 september 2009 van deze rechtbank en nevenzittingsplaats, is de rechtbank ook thans van oordeel dat verweerder, met de verwijzing naar de in de onderhavige zaak uitgebrachte BMA-adviezen, niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de cijfers van UNAIDS over behandelpercentages in Ghana niet meer bij de beoordeling zijn betrokken. De ter zake aangevoerde beroepsgrond treft derhalve doel.
2.18 De rechtbank zal reeds hierom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer. Verweerder zal worden opgedragen een nieuwe besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank zal verweerder daartoe een termijn stellen.
2.19 Nu in de hoofdzaak wordt beslist, is aan het verzoek om een voorlopige voorziening het belang komen te ontvallen, zodat dit reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
2.20 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 966,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
2.21 Met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb gelast de rechtbank dat verweerder het betaalde griffierecht voor zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening moet vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 27 februari 2009;
3.3 draagt verweerder op binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met in achtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 644,- te betalen aan eiseres;
3.5 draagt verweerder op € 150,- te betalen aan eiseres als vergoeding voor het betaalde griffierecht.

De voorzieningenrechter:
3.6 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
3.7 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 322,- te betalen aan eiseres;
3.8 draagt verweerder op € 150,- aan eiseres te betalen als vergoeding voor het betaalde griffierecht voor het verzoek om voorlopige voorziening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, tevens voorzieningenrechter, en op 28 december 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.

Bron: rechtspraak.nl



Reacties

Populaire posts van deze blog

Stichting LOS schreef boek "Post Deportation Risk" over de mensenrechten situatie na terugkeer

𝗪𝗼𝗲𝗻𝘀𝗱𝗮𝗴 𝟭𝟳 𝗷𝗮𝗻𝘂𝗮𝗿𝗶 𝘂𝗶𝘁𝘀𝗽𝗿𝗮𝗮𝗸 𝗼𝘃𝗲𝗿 𝘁𝗶𝗷𝗱𝗲𝗹𝗶𝗷𝗸𝗲 𝗯𝗲𝘀𝗰𝗵𝗲𝗿𝗺𝗶𝗻𝗴 𝘃𝗮𝗻 ‘𝗱𝗲𝗿𝗱𝗲𝗹𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿𝘀’

VACATURE: Programma manager bij Forum voor Programma Immigratie & Burgerschap (Migratierecht)

Oude (groot)ouder naar Nederland willen halen kan soms

Immigratiedienst: Minder vaak voordeel van twijfel voor asielzoeker

VACATURE Hoor- en Beslismedewerker IND

Met je buitenlandse partner naar Nederland: 20 tips (artikel van Gart Adang op zijn verzoek geplaatst)

Jurisprudentie van deze week zoals besproken in het advocatenoverleg van 18 januari 2024

VACATURE: Operationeel Manager Juridische Zaken IND Den Haag

Boek geeft gezicht aan vluchtelingenproblematiek - hoe een Koerdische Irakees kapper in Leiden werd